Hoe belangrijk was de Atlantische slavernij voor de Nederlandse economie in de achttiende eeuw?
Op 26 juni presenteerden IISG, de Vrije Universiteit en de Universiteit Leiden de uitkomsten van een meerjarig wetenschappelijk onderzoek dat deze vraag beantwoordt.
Presentatie
Pepijn Brandon presenteerde het onderzoek en de uitkomsten. Vervolgens overhandigde hij het onderzoek aan Marjolein Moorman, wethouder Onderwijs van Amsterdam, Linda Nooitmeer, voorzitter Ninsee en Martine Gosselink, hoofd afdeling Geschiedenis van het Rijksmuseum. De bijeenkomst werd gemodereerd door Noraly Beyer.
Voor het eerst wordt een wetenschappelijk onderbouwde en dus toetsbare indicatie gegeven van het profijt dat Nederland trok van de slavernij. Daaronder vallen naast de slavenhandel, ook de handel en verwerking van door slaven geproduceerde goederen zoals suiker, koffie en tabak. De onderzoekers betogen dat deze activiteiten samen de kurk waren die de achttiende-eeuwse Nederlandse economie drijvende hield.
Een nieuw licht op het debat
Dit onderzoek biedt nieuwe feiten voor het belangrijke maatschappelijke debat over het slavernijverleden van Nederland. Slavernij hield de economie gaande van één van de meest ontwikkelde commerciële samenlevingen in Europa en was dus meer dan marginaal, zoals meer dan eens beweerd is in het verleden.