In Memoriam: Wim van der Linden (1934-2024)
Op 16 oktober overleed Wilhelmus Hubertus (Wim) van der Linden, van 1971 tot 1987 hoofd van de Iconografische Afdeling van het IISG.
Na een theologische opleiding, die hij afbrak omdat hij zijn geloof verloor, studeerde hij geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam (1961-1968). Daar ontwikkelde hij interesse in 'linkse' stromingen en bewegingen, vooral in het pacifisme. Zijn onderzoek naar de Nederlandsche Anti-Oorlog Raad (NAOR, 1914-1919) bracht hem naar het IISG, waar het archief van de NAOR en vele verwante documenten en publicaties bewaard worden. Dat onderzoek moest tot een proefschrift leiden, maar dat plan werd vertraagd toen hij in 1971 bij het IISG werd aangesteld als hoofd van de nieuw opgerichte Iconografische Afdeling. Wim hield zich bezig met het verzamelen en catalogiseren van beeldmateriaal (vooral affiches foto's, prenten en karikaturen), en ontving onderzoekers en gebruikers.
Wim was een harde werker, die op het IISG veel voor elkaar wist te krijgen. Een van zijn grootste projecten was het foto-kaartsysteem voor de affichecollectie, door hem ontwikkelde kaarten met in het midden een kleine zwart-witfoto van het affiche, op land en categorie ingedeeld. In het tijdperk vóór computers en digitalisering was dit een vooruitstrevend en gebruiksvriendelijk concept. Onder zijn leiding groeide de collectie beeldmateriaal. Wim liep demonstraties en manifestaties af, bezocht kantoren van partijen, comités en andere organisaties, en werd in het linkse actiewereldje een bekende verschijning. Hij viel daar op met zijn keurige kleding en liefst felgekleurde, 'lelijke' stropdassen, maar wist met vrijwel iedereen in gesprek te komen en een vertrouwensband op te bouwen door zijn oprechte interesse en grote kennis.
De reorganisatie van het IISG rond 1985-1986 was voor hem een breekpunt. De talrijke kleine 'kabinetten' die onder de wetenschappelijke afdeling vielen werden bij Collecties ondergebracht, en er kwam een organisatorische scheiding tussen de verzamelaars/vakreferenten, de catalogiseerders en archivisten, en de studiezaalmedewerkers. Daarbij kwam dat de kabinetshoofden niet meer elk afzonderlijk direct onder de directeur zouden vallen, maar een afdelingshoofd kregen. Voor Wim, die gewend was alles zelf te besluiten en zeer gehecht was aan zijn wetenschappelijke status, was dit onacceptabel, schandelijk, 'immoreel'. Geen enkele vorm van compromis was bespreekbaar, en dat leidde ertoe dat hij in 1987 inging op het aanbod met vervroegd pensioen te gaan. Hij zou het IISG nooit meer bezoeken, en bij publicaties zo mogelijk niet vermelden dat hij er ooit had gewerkt.
Nog in 1987 rondde hij de publicatie af van zijn 1.237 pagina's dikke The International Peace Movement, 1815–1874, dat hij besloten had eerst te moeten schrijven om de geschiedenis van de Nederlandsche Anti-Oorlog Raad begrijpelijk te kunnen maken. Het is een indrukwekkende verzameling gedocumenteerde feiten en gebeurtenissen, gebaseerd op het bronnenonderzoek in Nederland en daarbuiten waar hij al eind jaren '60 mee was begonnen en later in zijn vrije tijd mee verder was gegaan. Op de achterflap van het boek schreef hij: “If this work should be furnished with a motto, it ought to be: ’No stories, no theories, no pictures, only history’.” Hij wist dat dit een nogal eigenzinnige opvatting was, en trok daar zonder te klagen de conclusie uit dat hij alles helemaal zelf zou doen. Geen proefschrift met professorale begeleiding, geen uitgever met opvattingen over verkoopbaarheid. Wim schreef het boek thuis op zijn computer (hij was daar heel vroeg mee), deed de opmaak, gaf het in eigen beheer uit en deed zelf de distributie. Hij kon met veel humor en zelfspot vertellen over de praktische complicaties die hij zich daarmee op de hals had gehaald.
In 1990 verscheen, weer in eigen beheer en met een eigenzinnig concept, Domela Nieuwenhuis in 219 politieke prenten. Het bevat alle hem toen bekende prenten en karikaturen waarop Domela Nieuwenhuis voorkomt, als hoofdpersoon of heel klein op de achtergrond, in strikt chronologische volgorde, met uitleg en met korte biofgrafieën van de tekenaars. Deze publicatie was niet erg dik, maar wel groot, 33x25 centimeter, want de prenten moesten op ware grootte worden gereproduceerd.
In 2006 verscheen dan eindelijk de publicatie die hij rond 1970 was beginnen te bedenken: The international peace movement during the First World War: in and around the Dutch Anti-War Council 1914-1919, its international mediatory work for a speedy peace, and its international Central Organisation for a Durable Peace. Opnieuw een lijvig boekwerk, met 1.111 pagina's. Opnieuw geen boek om te lezen, maar om te gebruiken, een voor dit onderwerp onmisbaar naslagwerk met een indrukwekkende hoeveelheid bronnenmateriaal.
Zelf leerde ik Wim (en het IISG) kennen in 1983, toen ik probeerde een scriptie te schrijven over Nederlandse verkiezingsaffiches. Ik mocht op afspraak op zijn afdeling komen en het foto-kaartsysteem raadplegen. Eind 1984 werd ik zijn tijdelijke assistent met een aanstelling als tewerkgestelde dienstweigeraar, waardoor de Iconografische Afdeling voor het eerst uit meer dan één persoon bestond. Onze eerst nogal formele contact werd geleidelijk vriendschappelijk, en bleef dat nog een hele tijd na zijn breuk met het IISG - tot hij ook ons contact verbrak. En als de deur dicht was, dan bleef hij dicht. Toch denk ik met heel veel waardering aan hem terug, vermoedelijk net als velen met wie hij geen contact meer had. Ik heb met veel plezier onder zijn leiding gewerkt en veel van hem mogen leren. Wim was een zeer principiële, maar ook ontzettend aardige man.
Marien van der Heijden, 26 oktober 2024