Onderzoek Insinger Stichting: slavernij legde de grondslag voor kapitaal van de stichting
Maandag 11 maart 2024 presenteert het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) het rapport Van slavernij tot liefdadigheid? Dit rapport onderzocht het aandeel van slavernij en kolonialisme in de totstandkoming van het kapitaal van de Insinger Stichting. Onderaan dit bericht kan het rapport worden gelezen.
Het onderzoek laat zien dat het vermogen dat door de oprichters aan de stichting werd overgedragen onlosmakelijk verbonden was met slavernij en bredere koloniale ondernemingen.
Het IISG verrichtte het onderzoek in opdracht van de Insinger Stichting, een liefdadigheidsfonds dat zich van oudsher tot doel heeft gesteld om met haar vermogen godsdienstige of liefdadige instellingen te bevorderen en steunen. Het IISG onderzoekt de geschiedenis van arbeid en ongelijkheid vanuit een mondiaal perspectief. Het onderzoek naar de geschiedenis van de Insinger Stichting draagt bij aan een beter inzicht in de wijze waarop slavernij en koloniale verhoudingen vanuit Nederland werden vormgegeven en hebben geleid tot profijt en langetermijn doorwerkingen. Het onderzoek werd uitgevoerd door Bart van Holsteijn.
De stichting wilde met het onderzoek een duidelijk inzicht krijgen in de relatie tussen het vermogen van de Insinger Stichting en het slavernijverleden. Henrick van Asch van Wijck, voorzitter bestuur van de stichting: “Dit in de hoop om een bijdrage te kunnen leveren aan de bredere maatschappelijke discussie rond dit onderwerp. Juist door hier transparant over te zijn en het ontstaan van het vermogen van de stichting te onderzoeken denken we dat het beleid van de stichting beter kan worden toegespitst op heling.”
Onderzoeker Bart van Holsteijn: ‘Het kapitaal van de stichting werd gevormd uit erfenissen van de tweede en derde generatie Insinger-bestuurders van de gelijknamige onderneming. Hun rijkdom werd gevestigd met het profijt van bezit, beheer en belening van slaafgemaakten en plantages. Ook de bredere economische activiteiten die zij later ontwikkelden waren verweven met koloniale exploitatie en dwangarbeid. Na de afschaffing van slavernij werd dit kapitaal geïnvesteerd in een vastgoedfonds. Ook dat heeft bijgedragen aan het vermogen van de Insinger Stichting en de nauwe band met het slavernijverleden.’
Matthias van Rossum, senior onderzoeker IISG en coördinator van het onderzoek, benadrukt het belang van dit rapport. ‘Dit onderzoek laat zien hoe de betrokkenheid bij slavernij en kolonialisme ten grondslag lag aan profijt dat langdurig heeft doorgewerkt, niet alleen voor banken, rijke families, maar ook stichtingen. Het is zinvol om dat verleden kritisch onder de loep te nemen. Zo ontstaat een beter inzicht in hoe dit verleden heeft bijgedragen aan hedendaagse verhoudingen en ongelijkheden, en wat dit betekent voor iedereen die zich onrechtvaardigheden in het verleden en heden ter harte neemt.’
De belangrijkste bevindingen van het onderzoek:
- Het initiële vermogen van de Insinger Stichting en het slavernijverleden van de familie Insinger hangen nauw met elkaar samen doordat geld dat door de firma Insinger & Co verdiend werd aan slavernij via overerving voor een groot deel ook bij de Insinger Stichting terechtkwam.
- Na de afschaffing van de slavernij werd als doorinvesteringsproject een vastgoedorganisatie opgericht die later onder de Insinger Stichting zou komen. Het kapitaal voor deze vastgoedorganisatie had zonder slavernij niet opgebracht kunnen worden.
- Ook de generatie Insingers die de Stichting oprichtten investeerden een groot deel van hun privékapitaal in de koloniën. Zo bleven de stichting en betrokkenen ook na de afschaffing van de slavernij profijt trekken uit koloniale dwangarbeid.
- Het geld dat door de stichting in de jaren na haar oprichting als liefdadigheidsfonds werd verdeeld kwam niet direct terecht bij nazaten van slaafgemaakten of bij organisaties in de koloniën.