Column Leo Lucassen: Dag Tegen Racisme en Discriminatie
Op 21 maart, de Internationale Dag tegen Racisme en Discriminatie, trok de Nationaal Coördinator Discriminatie en Racisme door Nederland! Met onder meer Nadia Moussaid en Jerry Afriyie werden er ideeën uitgewisseld en over oplossingen nagedacht. IISG-directeur Leo Lucassen droeg een column voor, die hier te lezen is.
"Twee weken geleden was ik bij een iftar in de Tolhuistuin in Amsterdam, om daar een korte lezing te geven over ons boek Migratie als DNA van Amsterdam, waarin mijn broer Jan en ik laten zien hoe de bevolkingssamenstelling van deze stad in de afgelopen vijf eeuwen voortdurend is veranderd. Maar ook dat al die nieuwkomers na enkele generaties de nieuwe ‘echte’ Amsterdammers worden. Na afloop vertelde een van de vragenstellers over een kamerlid dat onlangs beweerde dat veel migranten, met name Turken en Marokkanen, de Nederlandse schatkist uiteindelijk meer hebben gekost dan opgeleverd. Nu hij, zoon van zo’n gastarbeider, op het punt stond zelf vader te worden, vroeg hij zich af of dat eigenlijk wel waar was en hoe hij zijn kind moest voorbereiden op dit weinig vleiend beeld van haar voorouders? En wat ík eigenlijk van die uitspraak vond?
Ik antwoordde dat ik altijd een beetje moe word van dit soort eenzijdige boekhouderij en dat als je zo’n simplistisch principe op de gehele bevolking los zou laten, nogal wat mensen aan de verkeerde kant van de streep terecht zouden komen, inclusief mijn moeder die – na in de oorlog in ziekenhuizen in Rotterdam en Eindhoven te hebben gewerkt - als huisvrouw 9 kinderen heeft grootgebracht.
En bovendien dat er geen rekening wordt gehouden met het feit dat deze mannen (en ook vrouwen) zich vaak kapot hebben gewerkt om het zwaarste, gevaarlijkste en onaantrekkelijke werk te doen waar in Nederland destijds bijna niemand meer voor te vinden was. En ik zou ook de inzet van Marokkaanse mijnwerkers kunnen noemen dankzij wier inzet in de jaren zestig de Limburgse kolenmijnen langer open konden blijven, waardoor veel Nederlandse mijnwerkers toch nog de wettelijke pensioendatum konden bereiken. En zo hun welverdiende volledige pensioen konden opstrijken. En dan heb ik het nog niet eens over de bijdragen die de kinderen van gastarbeiders, of vluchtelingen aan de samenleving leveren, van wie velen het steeds beter doen op school en de arbeidsmarkt, ondanks de keer op keer aangetoonde discriminatie.
Maar goed, eigenlijk zit je met dit soort tegenwerpingen al op een glijdend vlak, want met zo’n defensief antwoord accepteer je ongewild het idee dat de waarde van mensen kan worden vastgesteld aan de hand van een financiële kosten-baten analyse.
Als je hier even wat langer bij stilstaat, dan kom je al gauw tot de conclusie dat het om iets heel anders gaat. Want het kamerlid is natuurlijk alleen maar geïnteresseerd in rekensommen die kunnen worden gebruikt om bepaalde bevolkingsgroepen (niet toevallig met hun roots in islamitische landen) te stigmatiseren. En dat alles onder de dekmantel van een ogenschijnlijk objectief cijfermatig principe.
Daarmee riekt dit stigma doordringend naar racisme. Want het antwoord op de vraag of je kunt worden beschouwd als een volwaardig lid van de samenleving, hangt blijkbaar niet af van wie je bent, wat je doet of hoe je je gedraagt, maar wordt primair bepaald door je herkomst. Vandaar dat radicaal-rechtse partijen er al langer voor pleiten dat het CBS ook de derde generatie migranten statistisch zichtbaar maakt, waardoor migratieachtergrond, met name van bepaalde groepen, een soort erfelijke ziekte wordt.
Als migratie-historicus zou ik natuurlijk tegen kunnen werpen door te zeggen dat vrijwel alle Nederlanders wel ergens nieuwkomers in hun stamboom hebben, maar dat is natuurlijk niet wat hier wordt bedoeld. Het gaat er om, met name moslims (of mensen die op grond van hun achternaam dat etiket opgeplakt krijgen) in het algemeen en asielzoekers in het bijzonder verdacht te maken en als ongewenste indringers af te schilderen. Indringers die een fundamenteel andere cultuur zouden hebben (en houden) dan ‘de’ Nederlanders.
Het aldus over een kam scheren van zeer uiteenlopende Nederlanders, zowel wat betreft opleiding, herkomst en politieke oriëntatie, heeft automatisch als gevolg dat misdragingen of denkbeelden van enkelingen of een kleine minderheid voortdurend de hele groep wordt aangerekend. Iets wat bij witte Nederlanders die vergelijkbaar over de schreef gaan of in de ogen van sommigen onvoldoende presteren - op welk vlak dan ook - nooit gebeurt. Alsof die het diploma ‘Westerse Waarden’ al bij de geboorte zonder aanziens des persoons uitgereikt hebben gekregen.
Dat dit geen onschuldig gezelschapsspel is, blijkt uit de systematische discriminatie van Nederlanders met een afwijkende naam of huidkleur op de woning- en arbeidsmarkt, maar ook in de dagelijkse omgang. Een fenomeen waar in Nederland (en andere landen) joodse Nederlanders eeuwenlang aan zijn blootgesteld, met alle uitsluitende gevolgen en minderheidsvorming van dien. Deze geschiedenis leert bovendien dat de kracht van stigmatisering er onwillekeurig ertoe leidt dat mensen (ook u, ook ik) antennes ontwikkelen om buitenstaanders te herkennen, aan namen, kleur haar, kleding, accent. Ook als je helemaal niet in dat stigma gelooft.
Daarom raken de gevolgen van stigmatisering niet alleen degenen die als anders worden gezien, maar ook de samenleving als geheel. Het wordt er immers niet gezelliger op. Het beïnvloedt met wie we omgaan, met wie we trouwen, wie we vertrouwen. Daarnaast is het fnuikend voor de vele talenten van nieuwe – en inmiddels al niet meer zo nieuwe – Nederlanders, die niet tot volle bloei kunnen komen. Tot slot zorgt dit groepsdenken ervoor dat we blind worden voor het feit dat ongewenst gedrag (of het nu gaat om criminaliteit, vrouwenhaat, of homofobie) niet wordt bepaald door iemands herkomst of religie, maar onder alle lagen van de bevolking voorkomt. En zo’n tunnelvisie helpt uiteraard niet als je wil begrijpen welke factoren dat gedrag echt bepalen.
En dit brengt mij terug op de iftar in de Tolhuistuin. Het is een veeg teken dat de vragensteller zich zorgen maakt over wat hij zijn binnenkort ter wereld komende dochter als ze groter is moet vertellen. Alleen omdat haar naam aanleiding kan zijn om haar als tweederangs burger, of erger, te behandelen. Laten we daarom alert blijven op en ons blijven verzetten tegen groepsdenken dat tot apartzetting en uitsluiting leidt. In de eerste plaats op grond van morele waarden, maar ook uit welbegrepen eigenbelang."
Leo Lucassen