Nehemia de Lieme

Lieme, Nehemia de, oprichter van De Centrale Arbeiders Verzekerings- en Depositobank en financier van sociaal-culturele instellingen binnen de moderne arbeidersbeweging, is geboren te Den Haag op 26 maart 1882 en aldaar overleden op 24 juni 1940.

Hij was de zoon van Benjamin de Lieme, joods-ritueel slachter, en Aaltje Goudsmit. Op 30 maart 1908 trad hij in het huwelijk met Rebecca Kahn, met wie hij een dochter en een zoon kreeg.

Van zijn vader, die zich verdiept had in de Talmoed, kreeg de jeugdige de Lieme onderricht in joodse geschiedenis, traditie en cultuur. Op dit gebied zou hij nooit uitgeleerd raken. Liefst had hij architect willen worden, maar op zijn veertiende werd hij door zijn ouders van school gehaald. Op het effectenkantoor van de firma Edersheim werkte hij als jongste bediende. Twee grote lijnen in zijn carriere vinden hier hun beginpunt. Door de familie Edersheim kwam hij in aanraking met de zionistische beweging, waarin hij een rol van formaat zou gaan spelen. Daarnaast maakte hij van deze werkkring een soort praktijkopleiding voor zijn latere vak van bankier.

De Lieme trad toe tot de Nederlandsche Zionistenbond (NZB, 1899-1941) na het Haags Congres van de Zionistische Wereldorganisatie in 1907. Hij begon er als boekhandelaar, een functie waar hij trots op was. Tot 1937 bekleedde hij tal van bestuursfuncties in de bond, waaronder die van voorzitter (1912-1918).

Maar ook in de periodes waarin hij 'ambteloos' was, ja zelfs nadat hij in 1937 alle banden met de NZB verbroken had, was hij degene die het in de bond voor het zeggen had. Hij was een voorstander van centralisatie en een strak bestuur. Anderen liet hij weinig ruimte, zo luidde een frequente klacht in het bondsorgaan De Joodsche Wachter. Een bondslid memoreerde in 1914 'de forschheid en de kracht, waarmede hij andere mening afwijst, onderdrukt wat z.i. niet gezegd mag worden... Zijn hamer dreigend op den spreker gericht, aldus bijna ieder het woord... ontnemend'. Een ander meende dat De Liemes medewerkers zich ál te snel bewust waren van hun eigen middelmatigheid. De historicus van de NZB, L. Giebels, kenschetst zijn leiderschap als verlicht despotisch.

Voor De Lieme was zionisme niet uitsluitend een kwestie van idealisme, maar vooral van hard werken en zakelijk denken. Deze opstelling, in combinatie met zijn onverzettelijke karakter, bracht hem nogal eens in conflict met de beweging. In 1921 werd hij ontslagen uit de Executieve van de Zionistische wereldorganisatie, omdat hij evenals de groep rond de Amerikaanse rechter Louis Brandeis vond, dat de politieke taak van het zionisme volbracht was en men zich uitsluitend diende toe te wijden aan de economische opbouw van Palestina. In Palestina had hij al eerder wrevel gewekt door, als lid van een internationale onderzoekscommissie, alleen belangstelling te hebben voor de boekhouding van de kibboetsim en niet voor hun pioniersarbeid. De Lieme zag af van zijn voornemen zich met zijn hele gezin in Palestina te vestigen, al waren de koffers reeds gepakt.

Eveneens in 1921 nam hij, na een conflict over de aankoop van grond, ontslag als directeur (sinds 1919) van het Joods Nationaal Fonds. Na een heftige strijd rond de positie van het Palestina Opbouwfonds binnen de zionistische beweging trad De Lieme eind 1924 af als voorzitter van de NZB. Toen het internationale zionistische congres in 1937 het Engelse voorstel om Palestina te verdelen in Joodse en Arabische kantons in principe aanvaardde, trok hij zich ten slotte diep teleurgesteld terug uit de NZB. In de jaren '60 werd in Noord-Israël de kibboets 'Sde Nehemia' naar De Lieme vernoemd.

De Lieme huldigde de opvatting dat zionisme en socialisme niet tegelijkertijd verwezenlijkt konden worden. Zijn vroegere pleidooi in De Joodsche Wachter van 8 januari 1909 voor de oprichting van een socialistische (Poale Zion-)tak binnen de NZB heeft dan ook veeleer te maken met het inzicht dat in een volksbeweging als de zionistische de arbeidersklasse niet mag ontbreken.

Toen het in 1933 daadwerkelijk tot een Nederlandse Poale Zion kwam, vond deze organisatie herhaaldelijk De Lieme tegenover zich. Persoonlijke rancune tegenover een van haar leiders, S. de Wolff, kan hierbij een rol gespeeld hebben. Vooral echter kon De Lieme niet overweg met de opvatting van Poale Zion, dat ook in Palestina de klassenstrijd door moest gaan.

Al voelde hij veel voor de theorie van het socialisme, de praktijk stond hem vaak tegen. Hij gold als een liberaal met een grote sociale bewogenheid.Zijn drang maatschappelijk goed te doen richtte hij bewust op de arbeidersklasse. Het was zijn idee een verzekeringsinstelling in het leven te roepen die de arbeidersbeweging via haar organisaties zou steunen.

Een kennis bracht hem in contact met G.W. Melchers, toen lid van de Tweede Kamer voor de SDAP. Melchers, meteen enthousiast, kwam met het idee een deel van de zuivere winst voor de arbeidersorganisaties te bestemmen. Bij de oprichting van De Centrale Arbeiders Verzekerings- en Depositobank te Den Haag in 1904 waren uit de beweging onder meer nog A. Harms en J. Oudegeest betrokken.

De eerste jaren zetelde de bank in een paar bovenkamers in De Liemes ouderlijk huis. Behalve door haar ideële doelstelling onderscheidde De Centrale zich van andere verzekeringsmaatschappijen door openbaarheid van haar bedrijfspolitiek. De Lieme leidde het bedrijf tot aan zijn dood in 1940. De bank droeg een groot deel van de financiële lasten van de kaderscholen van SDAP en NVV, het instituut voor arbeidersontwikkeling en het Troelstra Oord, waarvan De Lieme in 1927 mede-oprichter was.

In 1934 werd De Lieme benaderd door N.W. Posthumus van het Nederlandsch Economisch-Historisch Archief. Posthumus appelleerde aan zijn sterk historische belangstelling, met de bedoeling de bibliotheek van de joodse Bund (Algemeiner Jidisher Arbetersbund in Lite, Polyn un Rusland) te redden. De Lieme stelde het benodigde bedrag ter beschikking. Dit werd het begin van hun samenwerking, die in 1935 leidde tot de oprichting van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG). De Lieme werd de eerste voorzitter van het bestuur. Nog tal van keren nadien fourneerde hij geld voor de bronnenverzameling waaraan het IISG zijn vermaardheid dankt.

De Lieme leek een vat vol tegenstrijdigheden. Met een enorme dosis idealisme zette hij zich in voor het zionisme, de arbeidersvereniging en het levensverzekeringsbedrijf, maar zijn benadering was steeds koel en zakelijk. Hij was de belangrijkste steunpilaar achter veel sociaal-democratische instellingen, maar nooit is hij lid van de SDAP geweest.

Hij bleef bij voorkeur de man op de achtergrond, maar van daaruit bestierde hij de zaak met harde hand. Zijn biografen hebben hem in meerderheid als een raadselachtig en ongrijpbaar mens afgeschilderd. Abel Herzberg, een van de latere voorzitters van de NZB, spreekt in dit verband echter van een harmonische versmelting van verschillende factoren. De doelen die De Lieme zich koos, dienden te beantwoorden aan de hoogst zedelijke normen. Dat stond altijd bij hem voorop. Maar gezien zijn door en door zakelijke instelling begon hij niet aan de verwezenlijking ervan, wanneer hij niet verzekerd was van de praktische bereikbaarheid.

  • Tekst: Margreet Schrevel, uit: Biografisch Woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland, deel III (Amsterdam 1988) p. 120-122