In memoriam Joh. de Vries (1927-2021)
Op 13 oktober 2021 is Johannes (Hans) de Vries overleden. Joh. de Vries was emeritus hoogleraar economische geschiedenis, wegbereider van de bedrijfsgeschiedenis in Nederland en lid van het bestuur van de Vereniging het Nederlands Economisch-Historisch Archief (1994-1995).
Joh. de Vries werd op 12 maart 1927 geboren te Heemstede. Na het behalen van zijn HBS A-diploma begon hij aan de studie economie aan de Universiteit van Amsterdam. Daar kwam hij in contact met de nestor van de economische en sociale geschiedenis in Nederland, prof. dr. I.J. Brugmans. Deze zou een belangrijke rol spelen in het leven van zijn nieuwe student-assistent (1953-1959) en promovendus. In 1959 promoveerde Joh. de Vries (cum laude) op De economische achteruitgang der Republiek in de achttiende eeuw. In de daaropvolgende jaren toonde Joh. de Vries zich een gedegen onderzoeker en productieve auteur op economisch-historisch terrein. Van 1967 tot 1981 was hij hoogleraar in de economische geschiedenis aan de Katholieke Hogeschool Tilburg (sinds 2010 Tilburg University). Vanaf 1979 was hij lid van de Koninklijke Academie van Wetenschappen, afdeling Geschied- en Letterkundige Wetenschappen. Hij was ruim acht jaar voorzitter van deze sectie (vanaf 1982). Na zijn benoeming tot historicus bij de Nederlandsche Bank (DNB) in 1981, met als opdracht de geschiedschrijving van DNB over de periode 1914-1948, bleef hij als buitengewoon hoogleraar economische geschiedenis verbonden aan de universiteit in Tilburg. In 1992 ging hij met pensioen bij DNB en met emeritaat.
Bij de aanvaarding van zijn leerstoel in 1967 had Joh. de Vries al vijf boeken, twaalf artikelen en diverse recensies op zijn naam staan, waaronder het gedegen gedenkboek Met Amsterdam als brandpunt 1811-1961, dat een overzicht geeft over de economische activiteiten in de stad, en de beide artikelen over de handel in Rotterdam, ‘De statistiek van de in- en uitvoer van de Admiraliteit op de Maaze, 1784-1793’ I en II. Op het moment dat hij hoogleraar werd, was hij bezig met het boek Hoogovens IJmuiden 1918-1968. Het aantal publicaties zou in de loop van de jaren nog flink toenemen met onder meer studies over de effectenhandel, de accountancy, banken. Zijn brede kennis over de geschiedenis van de Nederlandse economie mondde in 1973 uit in De Nederlandse economie tijdens de 20ste eeuw. Een verkenning van het meest kenmerkende. Dit werk, dat een uitvloeisel was van zijn colleges in Tilburg, beleefde enkele herdrukken. Vijf jaar later verscheen ook een Engelse editie.
Via zijn vele artikelen en recensies in het Tijdschrift voor Geschiedenis, Bijdragen en Mededelingen, De Economist, De Onderneming, Economisch Statistische Berichten en het Maandschrift Economie wist Joh. de Vries met name historici en economen, maar ook vele anderen, te interesseren voor bedrijfsgeschiedenis. Naast zijn universitaire activiteiten en hoge schriftelijke productiviteit nam hij regelmatig deel aan congressen en symposia. Zo kreeg hij een uitgebreid en breed netwerk. Zijn onvermoeibare werkkracht, ruime belangstelling en kundige pen, in combinatie met zijn interesse in anderen, brachten Joh. de Vries in contact met tal van opdrachtgevers uit het bedrijfsleven en de publieke sector, wat resulteerde in bijna evenzovele goed gedocumenteerde publicaties. Zo bezorgde hij ook menige jongere collega een opdracht voor het schrijven van een gedenkboek. Nog vaker nam hij zitting in een begeleidingscommissie. Zijn praktische adviezen en zijn tactvolle optreden werden door velen hogelijk gewaardeerd.
Zijn eigen onderzoeksterrein bestreek de economische geschiedenis van de achttiende tot ver in de twintigste eeuw in de volle breedte, waarbij hij naast economische, technische en bedrijfsmatige aspecten ook altijd oog had voor de menselijke component. Een vroeg voorbeeld daarvan is de uitgave van de Herinneringen en dagboek van Ernst Heldring (1871-1954). Via zijn onderzoekswerk legde Joh. de Vries de basis voor een wetenschappelijke benadering van de bedrijfsgeschiedenis in Nederland en daarmee voor de erkenning als een zelfstandige discipline binnen de geschiedenis.
Hij was ook de motor achter verschillende initiatieven op het terrein van de bedrijfsgeschiedenis. Zo was hij in 1979 een van de oprichters van de landelijke Werkgroep Bedrijfsgeschiedenis, waarbij hij vervolgens tot 1992 als voorzitter optrad. De werkgroep voorzag duidelijk in een behoefte: De goed bezochte bijeenkomsten werden een ontmoetingspunt voor de verschillende beoefenaren van de bedrijfsgeschiedenis in heel Nederland.
Vier jaar later had Joh. de Vries een rol bij de totstandkoming van het Jaarboek Bedrijf en Techniek. Deze publicatie werd aanvankelijk uitgegeven door de gelijknamige stichting en vanaf 1992 door het NEHA. Het eerste deel opende met een bijdrage van de Joh. de Vries getiteld ‘Bedrijfsgeschiedenis, een vak apart’. Daarna bleef hij als adviseur nauw betrokken. Vanaf 1994 werd de serie voortgezet als het NEHA-Jaarboek voor de economische, bedrijfs-, en techniekgeschiedenis. Als kenner van de Nederlandse financiële sector was het niet meer dan logisch dat hij de inleiding verzorgde van het eerste deel over het Bankwezen (1992) in de nieuwe NEHA-serie Historische bedrijfsarchieven. Daarna was hij nog kortstondig bestuurslid van de Vereniging het NEHA (1994-1995). In 2001 blikte Joh. de Vries op luchtige en soms ironische wijze terug op zijn actieve loopbaan als bedrijfshistoricus onder de titel Hooggebergte der IJdelheid. Bedrijfshistorische herinneringen. Tien jaar later verscheen zijn laatste boek Ontstaan en groei van de economische systemen. Van het neolithicum tot de eindtijd.
Uit het werk van Joh de Vries spreekt een grote veelzijdigheid en brede belangstelling. Naast een gedegen onderzoeker en een productief auteur toonde hij zich een onderhoudende verteller. Met zijn vaardige pen wist hij een breed lezerspubliek te bereiken.
Joke Mooij
25 oktober 2021